ReisStart.nl / Griekenland
Home   Informatie   Weer   Forum   Foto's   Ervaringen   Linkpagina



Moderne geschiedenis

Na moeizame onderhandeligen werd Griekenland in 1830 door het Congres van Londen onafhankelijk verklaard. Nauplion (nu Náfplio) werd de hoofdstad, tot men in 1834 daarvoor Athene koos. In 1831 werd Kapodistrias te Náfplion doodgeschoten. Griekse diplomaten reisden de Europese hoven af om een koning voor Griekenland te vinden, maar géén regerende vorst wilde zijn zoon naar de Griekse heksenketel sturen. In 1832 werd Griekenland toch een koninkrijk: de zeventienjarige prins Otto van Beieren, zoon van de filhelleen Lodewijk I uit het huis Wittelsbach, beklom als Otto I de troon.

Het was verre van rustig in het land, dat toen 750.000 inwoners telde (nu 10 miljoen!!). Het volk was ontevreden, omdat de beste gebieden, Noord-Griekenland en de Ionische eilanden, respectievelijk aan Turkije en Engeland bleven.

Otto I (1832-1861), de eerste koning
De jonge, toegevende en niet bijster talentvolle koning was niet de geschikte man om het achterlijke en verwoeste land met zijn grote schuldenlast te saneren. Hij regeerde als absoluut monarch, bijgestaan door Beierse adviseurs en ambtenaren, steunend op een legertje van goedbetaalde Beierse vrijwilligers. De ontevredenheid groeide en in 1837 moest de koning zijn Beierse ministers door Griekse vervangen; in 1843 dwong een revolutie hem een grondwet ("sýntagma") af, naar Belgisch model.

Een nieuwe opstand in 1861 dwong de kinderloze koning tot afstand van de troon. Otto en zijn koningin Amalia verlieten het land, waarna een rumoerige tijd volgde.

Koning George I (1863-1913)
Na het vertrek van Otto I leverde het Deense koningshuis Sonderburg-Glücksburg een koning, en wel de achttienjarige prins Wilhelm, tweede zoon van Christiaan IX, die de naam van George I aannam. De slanke en energieke koning trouwde enkele jaren later met Olga van Rusland. De koning leefde sober, werkte hard en reisde vier jaar door het land om de moeilijkheden van zijn volk te leren kennen. Deense architecten zetten de bouwactiviteiten voort, die de Beierse bouwmeesters onder Otto I begonnen waren.

Ondanks de democratische grondwet van 1864 -algemeen mannenkiesrecht, vrijheid van pers en godsdienst- bleef Griekenland van een stabiele democratie verstoken. Dé strijdvraag van ministerie en parlement bleef: de nog onder Turks bewind staande Griekse gebieden met geweld bevrijden of de Turken te vriend houden om aan het economische herstel van eigen land te kunnen werken.

Als huwelijksgeschenk voor de nieuwe koning had Engeland in 1864 de Ionische eilanden afgestaan en in 1877 werd het vruchtbare Thessalië bij Griekenland gevoegd. In 1913, na de Balkanoorlogen, volgden Kreta, Noord-Griekenland en een aantal Egeïsche eilanden. In datzelfde jaar werd de populaire koning George I, toen hij door de straten van de pas verworven stad Thessaloníki wandelde, door een geesteszieke doodgeschoten. Zijn oudste zoon Konstantijn volgde hem op.

Koning Konstantijn I (1913-1917 en 1920-1922)
Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, wilde de liberale politicus Eleftherios Venízelos - een wilskrachtige Kretenzer die in 1910 premier was geworden - zich, ter vergroting van grondgebied, aansluiten bij de geallieerden, maar Konstantijn, gehuwd met een zuster van de Duitse keizer Wilhelm II, was pro-Duits. Dat gaf aanleiding tot vele strubbelingen en tot het ontslag en de verbanning van Venízelos.

Onder druk van de geallieerden, die Athene bombardeerden, moest koning Konstantijn in 1917 troonsafstand doen, en met kroonprins George verliet hij het land om erger te voorkomen. Het Griekse volk deed zijn koning met bloemen uitgeleide. Franse troepen rukten Athene binnen, Venízelos keerde naar zijn land terug en verklaarde Duitsland de oorlog.

Intussen was Konstantijns tweede zoon als Alexander I (1917-1920) koning geworden; hij was getrouwd met Aspasia Manos, de beeldschone dochter van een rijke Atheense burger. Het volk beschouwde echter de verdreven koning Konstantijn als een martelaar en noemde Alexander -in zijn koninklijk paleis een gevangene van Venízelos en de geallieerden- geen koning maar "prins (regent)". Na de Eerste Wereldoorlog kreeg Griekenland uitbreiding in het noorden ten koste van Turkije en Bulgarije, het kreeg bovendien Smyrna en omgeving op de Turkse kust in Klein-Azië.

In 1920 stierf koning Alexander I aan de beet van een aap. Een volksstemming riep Konstantijn terug: hij werd met laaiende geestdrift ontvangen en premier Venízelos moest het land opnieuw verlaten.

In 1922 speelde zich de hoogst ongelukkige oorlog tegen Turkije af, waartegen koning Konstantijn zich steeds had verzet. De Grieken waren vol van hun eeuwenoude droom: herstel van het Byzantijnse Rijk. Kemál Pasja Atatürk, de sterke man van Turkije, had de afstand van Smyrna en omgeving nooit erkend. Na aanvankelijke sucessen verliep de oorlog voor Griekenland verder rampzalig, het leed verpletterende nederlagen, de Turken staken Smyrna in brand en de Griekse bevolking vluchtte bij honderdduizenden, het Griekse leger sloeg aan het muiten. De slechte afloop van de oorlog leidde tot een militaire opstand onder leiding van de Venízelos-gezinde generaal Plastiras. Konstantijn kreeg de schuld en hij trad af om een burgeroorlog te voorkomen. Zijn oudste zoon volgde hem op als George II (1922-1923).

Koning George II (1922-1923, 1935-1941 en 1946-1947)
Geen enkel Europees land heeft zo gesold met zijn koningen als Griekenland: «een warmbloedig volk, een brandende en wankele kroon». In 1923 stierf Konstantijn I in ballingschap te Palermo aan een hersenbloeding. In datzelfde jaar schafte het parlement de monarchie af en riep de republiek uit. Na één jaar koning geweest te zijn, vertrok George II naar Londen.

De (eerste) Griekse republiek (1923-1935)
Door de bevolkingsuitwisseling - Grieken uit Turkije, Turken en Bulgaren uit Griekenland - stond het arme en verdeelde Griekenland voor de taak bijna anderhalf miljoen uit Turkije en andere gebieden verdreven landgenoten onderdak, voedsel en werk te verschaffen. Grote politieke tegenstellingen leidden tot onlust in het land. In 1924 werd het dan ook officieel een republiek met de militair Koundouriótis als president.

Van januari tot augustus 1926 was er kort een militaire dictatuur onder generaal Pángoulos. In 1928 werd Venízelos weer teruggehaald, nadat zijn partij bij de verkiezingen de meerderheid had behaald. Hij bracht enige verbetering in de economische en financiële toestand en sloot vriendschap met Turkije. Maar in 1932 werd hij door de royalisten ten val gebracht en eens te meer verbannen. In de periode tot de Tweede Wereldoorlog werden de meeste kabinetten door de militairen ten val gebracht.